De kwekers, vooral van eenjarigen en bloembollen, hebben het accent toegespitst op kleur en op kleur alleen; blad noch vorm spelen meer een rol. Moe worden we op den duur van al die vuursalies, afrikanen en wielen van dahlia’s. Trouwens, waarom zouden we ons daartoe beperken? Juist op het eind van de zomer is er onder de vaste planten zoveel variatie van kleur. We kunnen kiezen tussen goudkleurige Helenium Waldraut naast donkerbruine Moerheim Beauty met metershoge Rudbeckia Herbstsonne er achter. Ertussen bloeien nog goud-bepoederde Solidago’s en in de voorgrond lila of paarse astertjes. Alle warmte van de achterliggende maanden lijken die planten nu weer af te staan. En dan de wereld van rosé, karmijn, grijs en ijl wit: Koninginnekruid en rosé Lavatera in de achtergrond, samen met late diepblauwe monnikskappen en rosé en witte herfstanemonen, fijne witte en lila asters en chrysanten temidden van ezelsoor. Op de laatste bloemtakken van de Buddleia fladdert nog een verlate vlinder.
De gele combinatie doet denken aan aan zon, aan wind, aan beweging, aan verandering; de karmijn-rose-lila aan nevelig herfstlicht, aan doodstil weer.
Daarna als toegift de echte herfstkleuren
Het blad van sierkersen wordt donker mahonierood; krenten vertonen een variatie van vele tinten. Vaak wordt bij het aanschaffen van planten allereerst gelet op de bloem maar denk eens aan een muur tot bovenaan bedekt met het wijnrode blad van de zelfklimmende wingerd of aan die beroemde fossiele conifeer, de Metasequoia glyptostroboides, die mosgroen uitloopt, de hele zomer nieuw fris schot maakt en dan in het najaar geelgroen verkleurt.
Veel struiken en bomen krijgen nu vruchten: sierappels, meidoorn, rozebottels, zuurbes, kardinaalsmutsjes. Het is die combinatie van vormen en kleuren, die de herfst zo verrukkelijk maakt. Alles is in beweging, de eerste bladeren dwarrelen al om je heen.
Kleur behoort in de tuin eigenlijk een bijkomstigheid te zijn. Ruimte, schaal, vorm zijn de uitgangspunten. Planten brengen de natuur dichterbij en tot slot is dan kleur een gelukkige toevoeging. Alleen in de herfst mag de kleur overheersen, een laatste uitzinnige uitbarsting van vreugde voordat de winter intreedt.
Wat we spaarzaam moeten toepassen zijn bontbladige heesters. Goudbonte vlier, jasmijn, iep zijn de hele zomer onveranderd intens geel, alsof het als maar herfst is. Iets gemakkelijker zijn soorten te verwerken die gouden of zilveren randen vertonen zoals sommige esdoorns, hulst, klimop, liguster. Bij het uitzoeken van planten is het belangrijk soorten met herfstkleuren over de tuin te verspreiden. In zon, in achaduw, op een droge of een natte plek, altijd is er wel iets passends te vinden.
Voorbeeld van blikvangers
Er zijn kleine bomen zoals Acer rufinerve die behalve najaarskleuren een gestreepte bast heeft. De japanse esdoorn (Acer japonicum) word vuurrood. Ook sommige lijsterbessen, meidoorns, prunussen krijgen vlammende najaarstinten. Willen we ze uit elkaar houden dan zijn Latijnse namen onvermijdelijk.
Gelukkig is de belangstelling voor meer variatie groeiende en wie dus de juiste plant op de juiste plaats wenst kan in de vele catalogi die sommige kwekers rondsturen de bijbehorende beschrijving vinden. Onder de meidoorns valt de Crataegus prunifola Splendens vooral op door de grote oranje-rode bessen die tot in december blijyen zitten tussen het verkleurende blad. Onder de kersen krijgt de yroegbloeiende Prunus sargentii ook het vroegst zijn najaarskleur.
Voor onderbeplanting, dus in de schaduw, kunnen we kiezen uit Amelanchier (de bekende krent) en de kleiner blijvende Aronia melanocarpa ook wel appelbes genoemd of Stephanandra incisa Crispa, laagblijvend met fijn geel verkleurend blad met in de achtergrond Photinia villosa die eigenlijk alleen wordt geplant vanwege zijn schitterende herfstkleur.
Als solitair denken we op goede grond aan Cornus kousa, lijkend op de in Amerika veel voorkomende dogwood.
Cotinus coggygria heeft mooi gevormd blad en typische pruiken waar zaadjes in bungelen. Viburnum tomentosum is een in de breedte groeiende Gelderse roos.
Ergens in de voorgrond is Corylopsis pauciflora onmisbaar, de vroegbloeiende schijn-hazelaar die zo veel fijner van groei en kleur is dan de wat grove Forsythia. Op een vochtige plek komen Clethra en Fothergilla in aanmerking en waar het droog is Berberis rubrostilla en thunbergii. In de moestuin verschaffen mispel en blauwbes behalve vruchten ook nog herfstkleuren.
Zouden we geen dwazen zijn als we al deze vreugde aan ons voorbij lieten gaan?