Het is niet alleen de schaduw die bomen zo onmisbaar maakt, ook hun veranderlijkheid in de loop van de dag door het licht dat tussen de bewegelijke bladeren valt doet daaraan mee. Niet alleen per dag, ook per seizoen verandert het karakter. Eerst staat er een scherp silhouet tegen de Iucht getekend, een maand later zit een lijster in de bovenste top van het jonge groen te fluiten. In de zomer strekken de takken van een
geurende Acacia zich uit over het bonte blad van de dovenetel aan zijn voet en dan opeens schudt de boom al zijn blad af, bedekt de grond en beschermt daarmee de beplanting tegen de vorst om tenslotte humus te worden.
Waaraan denken we als we het hebben over bomen in een betrekkelijk kleine tuin? Niet aan de allergrootste, de eik, beuk, linde, esdoorn, die na verloop van tijd 20 tot 30 meter hoog kunnen worden.
Ook niet aan bomen met een zwaar bladerdak zoals de paardekastanje, hoe lief die in zijn jonge jaren mag zijn met zijn bloeiende kaarsen. Groot wordende bomen die zonder veel schade snoeien verdragen zoals linde en plataan kunnen wel in een niet grote tuin voor speciale doeleinden worden gekozen zoals de linde als zonnescherm voor een raam of de plataan om een zitje te overhuiven. Waar het hier echter vooral om gaat is die tussenmaat: een duidelijke stam met een kroon tesamen 10 a 12 meter hoog wordend. Hieronder vallen lijsterbes, berk, Gleditsia, Malus en sommige niet te grote Acers evenals Fraxinus ornus. Wat mogelijk is hangt vooral af van de plaats waar de boom moet komen. Waar willen we zon, waar een gedeelte van de dag schaduw? Ook een vruchtboom is denkbaar al stelt die speciale eisen aan vruchtbaarheid in z’n eentje en neemt hij vooral in de breedte vaak veel plaats in.
Bomen die meerdere malen per jaar de aandacht trekken door bloem, vruchten, verkleurend blad krijgen voorkeur. De bloei van de lijsterbes wordt gevolgd door felgekleurde vruchten waarbij kwetterende spreeuwen en lijsters enkele dagen extra plezier verschaffen. Onder de Acers zijn er die niet al te groot worden en schitterende herfstkleuren krijgen.
Ruimer wordt de keus als we meerstammige bijna tot bomen uitgroeiende heesters een kans geven. Dan kunnen we kiezen uit de groot wordende kersen zoals de echte vogelkers Prunus padus of de japanse kers Prunus yedoensis.
Verder een sierappel b.v. Malus Wintergold, de krent die we van het begin af als stam kunnen fatsoeneren evenals de vlier en denk eens aan de gewone witte meidoorn (mits niet in de buurt van boomgaarden met het oog op de ziekte perevuur) of de later bloeiende Crataegus prunifolia met rode vruchten tot diep in de winter. Deze zijn ook op stam gekweekt verkrijgbaar en naderen in de loop der jaren het karakter van een echte boom. Voor wie haast heeft is het verleidelijk populieren te planten maar lang en breed voordat het plantertje dood is worden die machtige onhandelbare bomen een bedreiging voor de omgeving.
De grondsoort heeft natuurlijk invloed. Op een vochtige plek zijn wilgen op hun plaats. Als de treurwilg van het begin af wordt gemaltraiteerd in zijn groei kan het best een aardig boompje blijven. Onder berk en els zijn soorten voor droge en voor natte grond. Bij de berken moet er rekening mee worden gehouden dat hun wortels wijd gespreid vooral aan de oppervlakte blijven en daardoor een onder-begroeiing bemoeilijken. Niet alleen de grondsoort, zelfs het karakter van de omgeving kan bepalend zijn voor onze keus.
Het is opvallend hoe soms hele woonwijken het moeten stellen zonder het groen van bomen tussen de huizen, zich moeten redden zonder deze onmisbare schakel met de natuur.