Naast een donkere Taxus planten we een groep doorschijnende bekervarens; bij de laagstaande middagzon valt het licht er doorheen en doet ze goudkleurig glanzen, terwijl de donkere compacte conifeer een lange schaduwstrook over het pad werpt. Hier is het contrast ontstaan door een kleurverschil tusschen de planten zelf. Maken we daarentegen een beplanting, die wat kleur betreft van gelijke toonaard is, dan kunnen we daar toch meer leven in brengen door de wijze van groepeering. Dit vraagt echter veel en geduldig zoeken en is niet altijd uitvoerbaar. Zoo kan b.v. een plantengroep staan in de schaduw van een huis, een haag of van hoogopgaande boomen. Wanneer we nu juist buiten de grenslijn van deze schaduw een enkele plant of groep naar voren laten springen, valt er het volle zonlicht op, terwijl het overige gedeelte in de schaduw staat. Onbewust wordt steeds ons oog getrokken naar deze lichte plek, steeds volgt onze blik de fijne, ranke teekening van die oplichtende takken tegen de donkere achtergrond.
Bij het samenstellen van beplantingen in verschillende deelen van de tuin moet met de meest uiteenloopende factoren rekening worden gehouden. Het zoeken naar licht-effect moet dan ook niet overdreven worden, vooral daar we hierbij zoo afhankelijk zijn van de zon. Maar daar waar de omstandigheden het mogelijk maken zouden we wel dwaas zijn om niet zooveel mogelijk dit boeiende effect uit te buiten. En waar zijn we zekerder van een grillig schaduwspel, dan onmiddellijk onder boomen.
Lichtplekken op een rustig grasveld geven afwisseling, maar hoeveel sterker wordt onze aandacht gevangen, wanneer deze lichtplekken worden opgevangen, gebroken, weer teruggekaatst door bladeren en bloemen, die heen en weer bewegen in de wind en alles tot een dansende, uitbundige vroolijkheid maken.
In een heel verscholen hoekje, op een oude bank, kan ik uren zitten en mijn tijd verdroomen in deze fantastische schaduwenwereld. Om de voet van een oude, voorovergebogen appelboom groeien massa's hoefblad; er achter staat een muur van witte campanula's. Uit een veldje van kruipende, lichtblauwe Veronica’s schiet een enkele toorts omhoog. Lievevrouwebedstroo, maagdepalm en Sedum groeien naast elkaar en hun lichte en donkere bladeren kruipen wild dooreen.
Iets meer naar het licht, op de grens van de boomengroep, bloeien lupinen en pioenen in lichte kleuren, die sterk afsteken tegen de donkere schaduwen er achter. Tegelijkertijd begint de Polygonum bistorta, die hetzelfde teere rose heeft als de lupinen. Een enkelbloemige pioen reikt ver naar voren naar het licht en staat nu wijd open. Iedere dag valt het licht hier anders, het wisselt tusschen doodstil, droomerig, lichtloos groen tol een dansende, warrelende beweeglijkheid.
Maar slechts zelden zal een dergelijke plantengroei mogelijk zijn: de schaduw mag niet te zwaar en dicht zijn, de grond niet te veel met wortels doortrokken. De bodem moet een vrij sterk vochtgehalte hebben en waar vinden we al deze factoren bijeen? Als de grond droog is, zooals meestal juist in de boomrijke gedeelten van ons land, is de plantengroei te dor, te mat en armoedig. Een rijke, overdadige, sappige groei geeft alleen een van nature vochtige bodem. Maar in de enkele gevallen dat een dergelijke mogelijkheid zich voordoet, is het de moeite waard hier profijt van te trekken.