De vaste planten border in vier seizoenen

Wat is eigenlijk een border? We praten er zo gemakkelijk over maar wat stelt dat woord voor?

 

Het was de Engelse tuinarchitecte Gertrude Jekyll die zo onder de indruk was van de wilde bloemen langs de wegbermen dat ze zocht naar een mogelijkheid die in haar tuinen onder te brengen. Wel begreep ze dat wat luchtig strooien van de inheemse soorten in de strakke lijnen van haar tuinen geen oplossing was. Ook de soortenkeus was veel te beperkt. In het begin van deze eeuw waren kwe­kers bezig uitheemse planten, die door ontdekkingsreizigers uit verre streken waren verzameld, te vermeerderen. Deze planten vormden meer massa en hadden na kruisingen een beter uit­houdingsvermogen dan de wilde. Opeens was er een uitgebreid sorti­ment winterharde planten ter beschik­king.

Deze nieuwe mogelijkheid, leven in de tuin te brengen, had grote invloed op de hele ontwikkeling van de tuin­architectuur. De stijve vakken gevuld met steeds weer nieuwe perkplanten maakten plaats voor een meer natuur­lijke beplanting. De strakke lijnen van paden, terrassen en gazons werden omlijst door ‘borders’, dat wil zeggen door randen, breed of smal, bestaande uit grote groepen planten, harmonisch gecombineerd naar kleur, hoogte en bloeitijd.

Zo’n border kan bestaan uit uitslui­tend winterharde vaste planten maar ook een gemengde strook is denkbaar met enkele heesters, rozen en eenjarigen erin verwerkt. De keuze tussen alleen vaste planten of zo’n gemengde groepering is vaak moeilijk. Meestal geeft de stijl van de hele tuin de door­slag.

Meer dan 60 jaar geleden ont­wierp ik een vaste planten bor­der van 30 meter lang en 4 meter breed. Met enkele wijzigingen staat hij er nog vrijwel onveranderd. Veel lezers kennen deze border misschien wel van een bezoek aan Dedemsvaart. Wat was mijn uitgangspunt? Proeven te nemen in welke mate planten rea­geren op zon en schaduw, op ligging en grondsoort. Heel belangrijk zijn dan nog bloeitijd en kleur. Beperk je je tot één overheersende kleur of zoek je naar een samenspel van in elkaar overgaande tinten? Zoek je één hoofd- bloei of spreid je zoveel mogelijk het kleurenfeest? Hoeveel schaduw verdragen sommige planten?

Om dat na te gaan moet een enkel punt van de border in de schaduw lig­gen. Dit kan worden bereikt door een boom of heester op enige afstand met als gevaar dat die op den duur te groot wordt en de schaduw te zwaar, doch is dit levendiger en boeiender dan een border die over de hele lengte in de volle zon ligt.

Hoe ziet een border van alleenvaste planten er uit door de vier seizoenen? In april barsten de planten uit de langzaam warmer wordende grond tevoorschijn; allereerst het sap­pige heldergroene blad van de Hemerocallis (daglelie), dan Thalictrum aquilegifolium (ruit). Over het pad kruipt Veronica filiformis en nestelt zich in het aangrenzende gazon, Geranium ‘Johnson’s Blue' toont sprieten maar de grote Hosta heeft alleen nog kale neuzen. Dus geen overdaad van bloemen, nauwelijks kleur maar het weten dat er weer een winter voorbij is en een bloeiend voorjaar op komst. Alleen de blauwe Veronica in het gras opent de hemel waarin de meibloempjes schitteren als sterren.

In mei en begin juni staan alle planten klaar en klopt je hart vol verwachting. In juli en augustus volgt het hoogtepunt, zoals in de natuur eind augustus de eerste tekenen van het najaar zichtbaar worden, zo ook in de tuin, Daar tegen vechten heeft geen zin, wel bij het ontwerpen van de border de najaarsbloei niet vergeten.

Toch komt er wat melancholie in je op bij de onvermijdelijkheid van hel afsterven van vele soorten. Maar ook dat heeft zijn bekoring. Uitgebloeide Telekia en Macleaya blijven nog lang mooi. Het onderhoud is belangrijk. Teruggesneden echinops (distel) en Delphinium (ridderspoor) zijn opnieuw uitgelopen en de schermen van Achillea en Sedum zijn wel is waar wat kleurloos maar behouden hun karakteristieke vormen.

Valt de vorst in dan verandert alles; het blad verdort maar van vele planten blijven de stelen recht overeind. Komt het ijzel of een beetje sneeuw dan wordt de wereld een wonder. Is de winter lang en saai dan keren we de border de rug toe. Hoe­wel? Zelfs midden in de winter kun­nen we soms genieten van het blad van bonte dovenetel, van het donkere groen van Pachvsandra in de schaduw­hoek. En dan, voor we het weten barst het grote hoefblad uit de grond en weer is een nieuw voorjaar begonnen.

Het gaat bij een border niet alleen om kleur, niet alleen om de bloemen, ook de vorm is belangrijk. De maat van de afzonderlijke plantengroepen vraagt aandacht. Van langbloeiende, bossige soorten als Helenium en Salvia worden forse groepen geplant; riddersporen schuiven daar als wiggen tussen. Een enkel ijl papavertje wordt op regelma­tige afstand herhaald en oranje Potentilla’s werken als lichtjes tussen de wat saaie Nepeta. In de voorgrond worden lage planten doorbroken door een onverwacht hoge Thalictrum dipterocarpum. Zo zijn we onvermoeid bezig op zoek naar het volmaakte.

Het voorbeeld, de bonte bloemenbermen, veranderde in de tuin in de loop der jaren tot meest strakke rechtlijnige borders met een duidelijke achtergrond. Overheersend was hierbij de tegenstelling tussen de door de mens ontworpen vorm en wat de natuur laat groeien. Dus: natuur contra architectuur.

Ga je uit van je woonomgeving, dus van architectuur of ga je in de leer bij de natuur? Wat een geluk dat er niets vaststaat, dat je inzicht mee verandert met de stromingen van elk tijdperk, nu eens rechtlijnige borders, dan weer wilde bloemengroepen die herinneren aan de bermen.

Kwekers spelen daarop in en bren­gen opwindende nieuwigheden, vaak teruggrijpend naar de vroegere soorten en variëteiten. Die nieuwe mogelijkheden brengen weer nieuwe vormen in de tuinaanleg en zo gaat het voort, jaar in jaar uit; ik zou haast zeggen, eeuw in eeuw uit.