Een nieuwe stijl – Over het pikken van ideeën

Een nieuwe stijl in architectuur zowel als in tuinarchitectuur is nooit zomaar opeens ontstaan maar altijd langzaam gegroeid. Ook was het niet opeens de massa die nieuwe ideeën toepaste. Verandering van een wijze van leven beïnvloedt de vormgeving van het woongebied. Het was steeds een enkeling die een nieuwe ontwikkeling vorm wist te geven, die zijn stempel drukte op een toekomstige stijlperiode

Een nieuw idee had alleen kans door velen te worden aanvaard als rekening was gehouden met het karakter van het landschap, met de mogelijkheden die een streek bood, met de eisen die het leven stelde. Er gingen ten slotte eeuwen voorbij eer een nieuwe vorm geheel was geaccepteerd.

Door de grotere vei­ligheid na de Middeleeuwen ging men van de gesloten bouw van kasteel of klooster met een tuin achter hoge muren over naar een meer open ruimte. In die kloostertuinen werden de onmisbare kruiden en medicinale plan­ten gerangschikt in strakke patronen. In een latere periode - de Renaissance - werd de zoveel grotere ruimte onderverdeeld in een serie aaneengeregen vierkanten, waarvan de afzonderlijke indeling niet sterk afweek van die der Middeleeuwen.

Mensen veranderen. Er komt een moment waarop het be­staande niet bevredigt, men is er op uitgekeken. Dat niet alleen; ook omstandigheden veranderen. Eerst zijn het de rijke heren die grote parken laten aanleggen. Er wordt gereisd en gekeken naar hoe anderen het doen. Men wil elkaar de loef afsteken, men wordt jaloers en bootst na.

Zo volgen Barok, Rococo, Romantiek elkaar op. In China en Japan overheerst een heel andere kijk op de natuur.

Ontdekkingsreizigers laten zich er door inspireren en ze brengen nieuwe planten mee die blijken ook hier winter­hard te zijn. Toch kunnen deze voor ons zo onthutsend andere tuinen niet zonder meer worden nagemaakt, want de oosterse tuin stoelt op een oosterse denkwijze en een klakkeloos overgenomen aanleg werkt bij ons als een vreemde eend in de bijt.

Zolang enkele groten der aarde hun stempel konden drukken op hun omgeving ging de ontwikkeling van de ene stijl naar de andere lang­zaam. De tuinarchitectuur bepaalde zich tot grote tuinen en parken die werden ontworpen door vaklieden - vaak met wereldnaam - die hun eigen ideeën in hun ontwerpen konden uitleven.

Er is van nabootsen van elkaars werk eigenlijk geen sprake maar wel blijkt telkens een tijd rijp te zijn voor verandering. De grote ver­schuiving bijvoorbeeld doet zich voor na de tweede wereldoorlog als de bevol­king toeneemt, de welvaart groeit, waardoor zeer velen opeens beschikken over een eigen tuin. Waar voordien de vormgeving vrijwel geheel in handen was van vakmensen, begint nu de massa met harts­tocht zelf te experimenteren en te tuinieren. Alle begin is hoopvol maar al gauw blijkt dat het minder eenvoudig is dan men dacht. Men spit en graaft, legt vijvers aan, maakt zitkuilen en vooral men plant: coniferen, bomen, heesters, vaste planten. Als dan die beplanting aanslaat blijkt al gauw dat alles veel te dicht groeit. Men sleept de planten van hot naar haar, ontdekt dat op klei geen Rhododendrons groeien en op arme zand­grond geen Gelderse roos en dat een deel van de beplan­ting na twee winters niet tegen vorst bestand is. Eeuwen waren vroeger nodig alvorens een stijl overging naar een volgende. Nu gaat alles met sneltreinvaart. De ene vorm heeft net een voet aan de grond gekregen of een andere dient zich aan: in de muziek, de schilder- en beeldhouwkunst, de mode en ook in de tuinarchitectuur.

Dat heeft natuurlijk een oor­zaak. Wat de tuin betreft is er een hang om terug te willen keren naar de natuur. Wilde planten krijgen opeens de voorkeur. Rechte lijnen zijn opnieuw uit den boze. Deze stijl heeft nog geen naam. Misschien zouden we hem "chaos” moeten noemen. Het "lekker bezig zijn”, het "zelf willen doen” is voor velen fascinerend en dit weegt zwaarder dan het uiteinde­lijke resultaat, het esthetische effect.

Wat te doen? Op stap gaan zoals vroeger o.a. naar China en Japan? Met hetzelfde resul­taat van ideeën die hier niet thuis horen? Ook dichter bij huis is het een en ander te zien: een leuke zitkuil, een lief kruidenhoekje, een geslaagde plantencombinatie.

Ongelukkigerwijze kun je met het overnemen van geslaagde voorbeelden geen tuin maken. Wat allereerst nodig is blijft inzicht in ruimte, in ver­houdingen. Wat op een bepaalde plek goed is, kan - nagebootst op een ander ter­rein - een mislukking betekenen. Grondsoort en ligging, omgeving en zelfs het landschap op een afstand moeten de basis vormen voor elk ontwerp. Het pikken van ideeën, hoe goed die op zichzelf mogen zijn, biedt nooit de oplossing. Wel kunnen andermans ideeën inspirerend werken, inzicht geven, maar zonder meer overnemen? Nee! 

De tijd was rijp voor korte stelen

Uit eigen ervaring kan ik een voorbeeld geven van het op verschillende plaatsen ontstaan van hetzelfde nieuwe idee.

Ik was gewend in mijn ouder­lijk huis te Dedemsvaart over onbeperkte hoeveelheden bloemen te beschikken om boeketten te maken. Ik plukte en zette overal grote vazen neer meestal met slechts één of twee soorten bloemen. Tot mijn eigen verbazing begon ik plotseling lage schalen te vullen met verschillende soorten bloemen. Niet alleen zocht ik naar gevaarlijke kleu­rencombinaties maar ook ging ik er toe over bloemen met lange stelen rigoureus in te korten.

Het resultaat was een grote verrassing voor me en ik ging steeds verder op die ingeslagen weg. Toen ik voor mijn studie naar Berlijn vertrok en daar door de straten slenterde bleef ik als door de bliksem getroffen voor een bloemen­winkel staan. Daar prijkte in de etalage een schaal met kort afgesneden bloemen in een ongewone kleurencombina­tie. Hoe was dat mogelijk? In Dedemsvaart en in Berlijn was gelijktijdig dezelfde gedachte geboren zonder dat tijd­schriften of cursussen die weg hadden voorbereid.