In hun algemeenheid zijn grassen vooral belangrijk als voederplant voor mens en dier want ook rogge, haver, gerst, tarwe, zelfs mais behoren er toe. Verder kunnen sommige soorten met hun wortelstokken losse grond samen houden, zoals helm dat doet in de duinen. Weer andere beschouwen wij als lastige onkruiden; denk maar aan kweek- en straatgras.
Er bestaan zo’n 4000 grassoorten en daaruit kunnen we kiezen als we gras op de een of andere manier willen toepassen in de tuin. We moeten dan goed weten wat we willen bereiken om de juiste keus te kunnen doen. Gaat het om het effect van vrij-uit groeiende soorten waarbij het accent ligt op de sierwaarde van elke plant of is het de bedoeling speciaal de zoden-vormende uit te zoeken en die bij duizenden opeen te planten of te zaaien, zodat ze een dichte bodembedekkende mat vormen?
Als we het woord ”gras” gebruiken gaat het gewoonlijk om dat laatste.
In de tuin-architectuur streven we naar de juiste verhouding tussen open ruimte en gesloten gedeelten, tussen licht en donker, tussen hoog en laag, tussen beloopbaar en ondoordringbaar. Ook variatie in het type beplanting is belangrijk, variatie in kleur, variatie in vorm van reusachtig tot minuscuul. Eén
grasspriet is minuscuul, maar duizenden tesamen kunnen een indrukwekkend ruimtegevoel geven.
Kruipende, bodembedekkende planten zijn even goed maatgevend maar onbeloopbaar. Gras heeft het voordeel dat we er ruimte mee kunnen maken, dat het een lichte plek geeft tussen donkerder beplanting en dat het bovendien beloopbaar, ja bespeelbaar is. Daardoor is het een bijna onmisbaar element geworden in de tuinaanleg, zelfs een vormgevend element Daarbij gaat het niet alleen om de vorm van het grasveld zelf maar net zozeer om de vorm van hetgeen er overblijft.
Een klein gazon kan een kleine tuin nog kleiner doen schijnen maar een grote vormloze, open ruimte werkt als een leegte. Behalve de vorm is dus ook de schaal belangrijk.
Door aan het gazon een spannende vorm te geven, door een boeiende beplanting als omsluiting, door geraffineerde effecten met licht en donker kan het gazon een interessant onderdeel van de tuin worden maar we kunnen er ook nog iets aan toevoegen: de wilde bloemen.
Dat dit gaat tenkoste van de beloopbaarheid spreekt vanzelf en het is dus een zaak van prioriteiten.
Een gazon is een dicht met gras bezaaid of met zoden belegd gedeelte dat regelmatiog wordt gemaaid; een grasveld laat ruimte voor andere, ter plaatse voorkomende wilde planten, waarbij we er op letten dat het gras ze niet verstikt. Door het achterwege laten van een voor de grassen stimulerende
bewerking van de grond krijgen de wilde planten meer kans.
Het is spannend te zien wat er dan tevoorschijn komt: speenkruid, pinksterbloemen, meibloempjes, ereprijs op vochthoudende, enigszins zure grond; koekoeksbloem, klaproos, margriet op voedzamere bodem en op klei.
Zo precies gebeurt het ook weer niet want op geringe afstand ontstaat vaak een heel andere flora, door kleine plaatselijke verschillen.
Nu kunnen we, als die plaatselijke flora wat arm is, ook enige grondverbetering toepassen en dan meer variatie aanbrengen in die inheemse beplanting. Zelfs kan een grootscheepse crocus- en narcissen-aanplant opwindende resultaten opleveren. We moeten ons tussen gras wel beperken tot de kleinblijvende soorten voor verwildering.
De problemen beginnen na de bloei. We laten de narcissen en crocussen met rust totdat het blad is afgestorven en pas dan kan worden gemaaid, zo omstreeks eind mei-begin juni. De inheemse flora raakt ook langzamerhand uitgebloeid tussen de in het zaad geschoten grassen waardoor het geheel er vermoeid uit gaat zien. In de loop van juli kan hier worden gemaaid waarna het bonte grasveld weer een redelijk net en beloopbaar gazon wordt.
Een gazon of een grasveld? Een kwestie van instelling.