Ondanks haar hoge leeftijd is Mien Ruys, afgezien van haar geringere mobiliteit, nog een vitale dame. Elke dag neemt ze plaats achter de tekentafel voor het ontwerpen van tuinen. 'Ik heb er net weer eentje gemaakt', meldt ze. Even daar voor heeft ze nog overleg gevoerd met, zoals ze het noemt 'haar bureau', dat wil zeggen haar compagnon Hans Veldhoen van het tuinarchitectenbureau Mien Ruys en Hans Veldhoen BV.
Vanuit haar studio annex woonkamer kijkt ze in haar schommelstoel uit op de Amstel. Ze woont al vijftig jaar afwisselend in haar karakteristieke grachtenpand in Amsterdam en haar tweede woning in Dedemsvaart. Steevast wisselt ze in mei de stad voor het platteland. In het najaar keert ze weer terug. En zo gaat het jaar-in, jaar-uit.
Miens nuchtere levensinstelling klinkt door in haar werk. Haar uitgangspunt was en is: een wilde beplanting binnen een strakke omgeving. „Er moet altijd sprake zijn van contrasten. Dus strak tegenover een weelderige natuur. Tuinarchitectuur is een prachtig vak. De combinatie van natuur en vormgeving is heel boeiend".
Ze leerde het vak van haar vader, Bonne Ruys, die een kwekerij begon op veenkoloniale grond van Dedemsvaart, luisterend naar de naam Moeiheim. Op die kwekerij groeide ze op; daar werd haar liefde voor de natuur geboren.
Haar vader gaf haar volop de ruimte om te experimenteren. Al snel werd duidelijk dat haar belangstelling uitging naar vormgeving en niet naar het kweken van planten.
Vader stond een stuk grond af zodat Mien haar ideeën in praktijk kon brengen. En zo ontstond geleidelijk aan de Dedemsvaartse ‘tuinen van Mien Ruys'. „Eigenlijk zijn het een soort proeftuinen", legt ze uit. „De kennis die ik daar opdoe, gebruik ik in m’n ontwerpen".
Maar tuinarchitectuur is meer dan ontwerpen. Haar kracht ligt in de combinatie van vormgeving en kennis der natuur. „Ik kan duizend plantensoorten uit elkaar houden. Ik ken ze niet alleen bij naam, ik weet ook alle bijzonderheden. In welke grond gedijen ze? Hoeveel zon en hoe veel schaduw hebben ze nodig? Wat is de meest geschikte temperatuur? Dat soort vragen. Als je daarop geen antwoord kunt geven, ben je niet in staat een tuin te ontwerpen en in te richten".
Mien Ruys is niet alleen een natuurliefhebber, maar ook een zakenvrouw. Sinds 1942 ‘runt’ ze in haar Amsterdamse grachtentenpand een tuinarchitectenbureau, dat inmiddels vijf werknemers telt.
Haar compagnon Hans Veldhoen, met wie ze sinds 1974 het bureau runt, kwam heel toevallig in aanraking met Mien Ruys. „Ik liep hier 26 jaar geleden stage. Ze vroeg of ik wilde blijven. Nou, dat wilde ik wel, zeker omdat ik meteen adjunct-directeur kon worden."
Tijdloze tuinen
Zes jaar later vroeg Mien, die zelf kinderloos is en in Hans een ideale opvolger zag, of hijhaar compagnon wilde worden. Hij hapte toe. Hun beider stijlen komen overeen. „We ontwerpen beiden tijdloze tuinen. Strakke, eenvoudige vormen en een uitbundige, vrolijke beplanting. Dat is een gedachte, een stijl, die we overal proberen toe te passen. Planten en bloemen komen het best tot hun recht in een strakke omgeving. Daar moet je niet allerlei tierelantijntjes aan toevoegen. Dan wordt het overdone".
Het architectenbureau en de tuinen van Mien Ruys in Dedemsvaart kunnen, hoewel juridisch gescheiden, niet los van elkaar worden gezien. Sinds veertien jaar zijn ze ondergebracht in een stichting en wordt er voor een bezoek aan de tuinen entree geheven, nu fl. 7,50.
Veldhoen hoopt dat het bezoekersaantal wat aantrekt. Na jaren van 50.000 belangstellenden viel het aantal vorig jaar terug tot 25.000. En dat is te weinig om de schoorsteen te laten roken. „We hebben zon 30.000 tot 35.000 bezoekers nodig om quitte te spelen", zegt Veldhoen.
Een vaste bezoeker voor dit jaar is al bekend: Mien Ruys zelf. „Heerlijk, die afwisseling. ’s Winters in de stad en 's zomers op het platteland. Mooier kan toch niet."
Uit: Leeuwarder Courant van 12 april 1994