De dalgrond waar de Tuinen op liggen, vochthoudend, humusrijk en bovendien licht te bewerken, is een goede basis voor de beplanting. De aanwezigheid van oude bomen creëert op verschillende plaatsen een eigen microklimaat. Ze geven schaduw en onttrekken veel water aan de omgeving waardoor het plaatselijk heel droog kan zijn.
Aan het einde van de Gemengde Border staat een ruim 80 jaar oude schietwilg (Salix alba). Het is een prachtig en indrukwekkend exemplaar dat met zijn grijze blad een belangrijk onderdeel is van de grijs-karmijn-blauwe border. De sfeer in de Moerastuin wordt eveneens in belangrijke mate beïnvloed door deze reus. Op de glooiende helling aan de zuidzijde staan onder meer moerasspiraea en schildblad (Darmera peltata). Dit zijn planten die zon kunnen verdragen mits de bodem voldoende vochtig is.
Iets hoger op de helling staat de minder bekende Trachystemon orientalis, een grootbladige schaduwminnende plant die in maart, voordat het blad verschijnt, bloeit met donkerblauwe borage-achtige bloemen. Hoewel de plant ook drogere omstandigheden kan verdragen heeft Trachystemon het op deze plaats in de zomer al moeilijk zodra het een week niet geregend heeft.
Zowel de kroon als het wortelstelsel van de wilg zijn toegenomen. Langzamerhand hebben de wortels het gebied van de Trachystemon bereikt en daar de waterhuishouding beïnvloed. Bovendien ligt de helling op het warmste moment van de dag korte tijd in de zon, wat samen met de droge omstandigheden maakt dat Trachystemon midden op de dag liggend doorbrengt. Gelukkig reageert de plant goed op een paar flinke gieters water en staat hij de volgende ochtend weer fier rechtop. Deze ceremonie herhaalt zich zolang regen uitblijft. Het is moeilijk een vervanger te verzinnen voor deze plaats. Omdat het aangrenzende graspad op die momenten eveneens verdrogingsverschijnselen vertoont is beregenen dan de beste oplossing.
In enkele Confectieborders in de nabijheid van de oude Metasequoia’s doet dit verschijnsel zich ook voor. Daar heeft Ligularia przewalskii het net zo moeilijk zodra het een week niet regent. De bloemen en blaadjes hangen dan gedeprimeerd omlaag aan de stelen. Na een extra watergift staan ze er de volgende morgen weer helemaal fris bij. Ook hier zou een vervanger beter zijn, maar omdat ook hier het gras het gelijktijdig laat afweten kiezen we voor plaatselijke beregening.
Veel regen in de zomermaanden is voor de beplanting in de Tuinen over het algemeen goed. Helaas geldt dat niet voor rozen en Phlox. Hiervan veranderen veel bloemen na langdurige regen in bruine, papperige propjes. In de drie jaar oude rozenborder staat een aantal rozen waarvan we na de laatste twee natte zomers kunnen vaststellen dat ze zich bijzonder snel herstellen zodra de zon weer gaat schijnen: de lage struikroos ‘Westzeit’ met de halfgevulde oranjerode bloemen, de enkelbloemige witte ‘Eskimo’ en de gele ‘Gelber Engel’ bijvoorbeeld.
Een Phlox die zich weinig van regen aantrekt is de roodpaars bloeiende ‘Robert Poore’, een stevige plant van 120 cm hoog die langdurig bloeit in juli-augustus en ondanks het gewicht van de zware bloemen ook bij langdurige regen rechtop blijft staan. De zachtroze ‘Utopia’ richt zich na een regenbui geheel zelfstandig weer op, maar anders is dat met ‘Lavendelwolke’ in de Oude Proefborder, waarvan de volle, zware bloemen door regen op de ervoor groeiende planten worden gedrukt. Van te voren opbinden met tonkinstokken en touw is niet altijd succesvol omdat de stelen gemakkelijk afbreken op de plaats waar het touw gespannen wordt. De stelen een voor een aanbinden zoals bij riddersporen gebeurt is niet mogelijk, omdat planten als Phloxen in een dichte massa groeien. Steunen kan alleen aan de buitenzijde van de plant. Na een flinke bui trekken wij dus bewapend met lange tonkinstokken de tuin in om zachtjes de druppels van de plat geregende planten te schudden zodat de planten zich weer kunnen oprichten. Een hele toer, maar veel andere mogelijkheden zijn er niet.
Terug naar jaargang 2012 overzicht