Solitaire hazelaars kunnen al in korte tijd prachtige vaasvormige struiken van meer dan 5 meter hoog worden. Rond de hazelaar staan woekerende planten met sterk contrasterende bladstructuur zoals hoefblad, penningkruid, ruit en lievevrouwebedstro, aangevuld met ‘exoten’ als Hosta, Kirengeshoma en Rodgersia. Alles groei snel en vult de hele ruimte. Deze planten zijn allemaal ongeveer even sterk, daardoor zal er niet een gaan overheersen en zo wordt het onderhoud tot een minimum beperkt. Het is wel belangrijk voor verjonging van de hazelaar te zorgen. Door om de paar jaar een deel van de oudste takken weg te zagen wordt voorkomen dat de struik dermate veroudert dat rigoureuze snoei noodzakelijk wordt. Dit zou immers rampzalige gevolgen voor de onderbeplanting kunnen hebben. Plotseling zou er dan veel meer licht op de plaats komen waar de beplanting zo prachtig evenwichtig in de schaduw ontwikkeld is. Gevolg: planten sterven af, de grond raakt onbedekt en het onkruid krijgt de kans te ontkiemen!
Het is natuurlijk nooit helemaal te voorkomen dat door groei en uitval plaatselijke omstandigheden in een tuin veranderen. Iets verderop, langs de sloot waren bomen zo uitgegroeid en de bodem zo schaduwrijk dat alleen de dovenetels zich nog echt op hun gemak voelden. De bomen werden voor een deel uitgedund zodat er weer meer licht invalt en nieuwe aanplant mogelijk werd. Ook onder de grote Cornus kousa bleek het nodig de beplanting aan te pakken, hier groeide nog uitsluitend zevenblad. Het zevenblad is zorgvuldig en geduldig gewied en de Cornus secuur gesnoeid. Zo kon op twee plaatsen in de Tuinen een nieuwe schaduwbeplanting uitgeprobeerd worden.
Op de proeftuin achter de boerenschuur waar 'nieuwigheden' verzameld en uitgeplant worden, stonden verschillende prachtige schaduwplanten die wij graag in de tuin wilden toepassen. Onder de Cornus is o.a Cryptotenia japonica ‘Atropurpurea’ aangeplant die het met zijn donkere blad en bescheiden witte bloemschermen in augustus, uitstekend doet in de schaduw. Ook de minder bekende Roscoea cautleoides, met kleine irisvormige, zachtgele bloemen in mei heeft temidden van Euphorbia polychroma ‘Midas’ onder de Cornus een plaatsje gekregen. Opnieuw proberen we hier een beplanting samen te stellen die het onderhoud tot een minimum moet beperken, met nieuwe soorten maar volgens een oud principe.
In 1924 begon Mien Ruys immers al haar experimenten met planten. Een schaduwbeplanting onder de fruitbomen in de tuin bij haar ouderlijk huis moest haar kennis verschaffen over de ontwikkeling van deze planten onder die specifieke omstandigheden.
Het bladerdak van de fruitbomen beschermde tegen direct zonlicht en uitdrogen waardoor sproeien in droge perioden nauwelijks nodig was. Het vallende blad van de bomen veranderde vanzelf in humus waardoor bemesten overbodig werd. Er moest alleen nog worden bijgestuurd en worden gezorgd voor voldoende afwisseling in bladstructuren. Mien Ruys noemde deze tuin ‘een in de hand gehouden verwildering’.
Naast deze aanpassingen in de beplanting is ook de route door de tuinen ingrijpend gewijzigd. De aanleg van de nieuwe beeldentuin achter de Boerenschuur maakte dit noodzakelijk. De Helenium collectie is verplaatst naar een zonnigere hoek achter de beeldentuin. Ook in de proeftuin achter de Boerenschuur, die nu vol nieuwe soorten staat en in het gerestaureerde tuintje bij het voormalige weekendhuis van Mien Ruys kunt u nu een kijkje nemen.
Terug naar jaargang 2006 overzicht