Deze voorbeeldborders of confectieborders werden in talloze naoorlogse particuliere tuinen toegepast. Veel van de toen gebruikte planten blijken nog steeds algemene en sterke tuinplanten te zijn, Aster 'Prof. Anton Kippenberg' bijvoorbeeld of Lysimachia punctata. Deze overlevers hebben zonder correctie door de tuineigenaar meestal de neiging te gaan overheersen en worden daardoor nogal eens saai gevonden. Toch zijn ze, mits in de juiste verhouding en goed geeombineerd met andere sterk groeiende planten onmisbaar voor een gemakkelijke en sterke beplanting.
Een veelgebruikte plant in de confectieborders was Geum coccineum 'Borisii'. Het is een bodembedekkende plant die bloeit in juni- juli met kleine oranje bloemen. In september volgt soms een bescheiden tweede bloeL 'Borisii' is een plant voor normale tuingrond op een lichte standplaats. Zon wordt redelijk goed verdragen maar bij felle zon op droge grond kan verbranding van het blad optreden. Door de geringe hoogte is dit een gesehikte plant voor de voorkant van de border maar in grote groepen doet hij het ook goed. De plant is goed te combineren met paarsblauw bloeiende Geranium x magnificum 'Rosemoor' en varieteiten van Salvia nemorosa. Een mooie zacht oranje bloeiende varieteit met dezelfde eigenschappen is Geum 'Carlskaer'.
Het geslacht Geum of nagelkruid behoort tot de familie van de roosachtigen en telt ongeveer 50 soorten kruidachtige planten. Geum is nauw verwant aan Potentilla (ganzerik) en aan de aardbei. Vanuit de wortelstokken ontstaan bodembedekkende bladrozetten van waaruit de opgaande stelen ontspringen. De bloemen zijn wit, gee!, oranje, rood of roze. Alle soorten zijn ook buiten de bloeitijd aantrekkelijke planten. De Nederlandse naam nagelkruid slaat op de geur die de wortelstokken verspreiden en niet op de nagelvormige weerhaakjes die aan de vruchtjes van de zaadvormende soorten zitten. In Nederland en Belgie zijn Geum urbanum (gee! nagelkruid) en Geum rivale (knilkkend nagelkruid) inheems.
Gekweekte cultivars zijn in te delen in grofweg drie hoofdgroepen. De Rivalegroep heeft knikkende bloemen, waarvan de kelkblaadjes die de bloemblaadjes grotendeels bedekken vaak dieprood zijn, wat maakt dat ze ook na de bloei nog lange tijd aantrekkelijk blijven. Dit zijn gemakkelijke bodembedekkende planten voor een schaduwrijke plaats op vochthoudende grond. De Coccineumgroep bestaat uit cultivars met omhoog gerichte felrode of oranje bloemen. Na een strenge winter blijkt de bloei van deze van oorsprong alpine plant rijker te zijn dan na een zachte winter. Geum coccineum 'Borisii' behoort tot deze groep.
Geum chiloense komt van het kleine eiland Chiloe voor de kust van Chili. De cultivars uit de Chiloensegroep zijn langbloeiende planten met wat hogere stelen, die over het algemeen goed zon verdragen. Een langbloeiende rode cultivar is Geum chiloense 'Mrs Bradshaw'. Een andere sterke plant uit de tijd van de confeetieborders en nauw verwant aan Geum is Potentilla nepalensis 'Miss Willmott'. Deze rozerood bloeiende ganzerik met een hoogte van 30-40 cm houdt van een zonnige standplaats en heeft een voorkeur voor droge grond. De opgaande, enigszins slappe en rankende groeiwijze maakt dat deze plant steun zoekt in een stevige buurplant. Samen met Gypsophila 'Rosensehleier' ontstaat een prachtige lilarozerode wolk, maar ook met Nepeta x faassenii 'Six Hills Giant' is een goede eombinatie te maken.
Potentilla 'William Rollisson' is een zeer oude cultivar die nog steeds volop verkrijgbaar is. In de Oude Proefborder vormt deze oranjerood bloeiende, 40 cm hoge plant samen met Nepeta x faassenii 'Six Hills Giant' maandenlang een oranje-blauwe eenheid. Deze sterke plantencombinaties hebben de tand des tijds glansrijk doorstaan en zijn ook heel gesehikt voor de huidige lossere manier van beplanten.