Laat uw tuin nooit saai worden. Zaai éénjarige bloemen overal

Wat ons altijd opnieuw weer aantrekt in de vaste planten is, dat ze elk jaar terugkeren, steeds op dezelfde plaats. leder voorjaar komen ze voorzichtig uit de grond en we weten reeds te voren welke plant hier nu verschijnt, we kennen elke plek. We kunnen op de vaste planten rekenen, ze laten ons zelden in de steek en ze worden in de loop der jaren bijna als vrienden.

Als het grootste deel der beplanting blijvend is, kunnen de éénjarige bloemen de afwisseling geven, ieder jaar weer andere soorten. De tuin blijft ons dan vertrouwd door al wat vast is, maar de zaadbloemen brengen de verrassing, ’t onverwachte. Overal komen ze te voorschijn op de raarste plekken, in allerlei verscholen hoekjes van de tuin. Op open plekken kunnen we ze uitzaaien, dadelijk op de plaats: kruipende Portulacca met grappige bloempjes in bonte kleuren dooreen, fijne blauwe Nigella of “Juffertje in 't groen" of de stralende kleine sterretjes van Tagetes signata pumila, een enkelbloemig africaantje, veel aardiger en natuurlijker dan de dikke, dubbele bruine, die we meestal in de tuinen zien.

Ook zijn er Zinnia's in wonderlijke warme tinten. De bloemen worden elke dag groter en dikker en protsiger, de kleuren vlammender. Ze maken goede, stevige kluiten, zodat we ze de hele zomer door kunnen verplanten als we ze te voren maar flink nat maken. Dan planten we ze op een saaie plek in de border en de diepe kleuren trekken van ver al de aandacht.

In de achtergrond van de border zijn in de voorzomer hier en daar een paar zonnebloemen gezet tussen de vaste planten. Nu steken ze opeens hoog boven alles uit; ze groeien en groeien alsof ze nooit zullen ophouden. De slanke stengels worden tot dikke stammen met reusachtige bladen, vol zware knoppen En, helemaal bovenin, bijna in de wolken, gaat de eerste zonnebloem open, dwaas maar stralend!

Een smal paadje gaat naar de asbak, achter in de tuin, een veronachtzaamd hoekje. Aan weerskanten zaaiden we goudsbloemen in de slechte, arme grond. Nu is het een laantje geworden van oranje bloemen, waaruit hier en daar een dubbele, gele goudsbloem oplicht. Juist deze enkele gele bloemen maken het oranje nog dieper en feller van kleur.

En de grondhoop, onze kostbare bladaarde, is nu helemaal verscholen onder een paar sierkalabassen; het blad bedekt alles en de eerste vruchten zijn al zichtbaar, geel, oranje, groen, gestreept of gevlekt in bizarre kleuren en vormen. Met de haar toegewezen ruimte nemen deze planten geen genoegen, de stengels ranken nog langs de schutting omhoog en vormen daar een wilde warboel samen met een klimmende Oostindische kers, die hier verdwaald is.

En als contrast met al dat massale en uitbundige zijn er de heel fijne Sanvittalia's: een hard-geel bloempje met een pikzwart hart, een plantje, dat breed uitstoelt en plat over de stenen van het pad kruipt. Er achter staat een groep hemelsblauwe Cynoglossum; de bloem doet iets denken aan vergeet-mij-nietjes, maar de kleur is veel intenser blauw. Grappig gestreepte donker rood-bruine Coreopsis een eindje verder.

Als we al deze bloemen zaad laten vormen wordt dit meegevoerd met de wind naar andere hoeken van de tuin. Daar ligt het ongemerkt de hele winter door, maar de volgende zomer zien we opeens de blauwe Cynoglossum tussen gele teunisbloemen staan en een hele strook rood-bruine Coreopsis radiata vóór zilvergrijze Artemisia. We ontdekken verrassend mooie kleurencombinaties, die ons weer nieuwe ideen geven, weer andere mogelijkheden.

En alsof al die bloemen nog niet genoeg zijn, gooien we met een weidse zwaai een hele hand vol zaad uit van Alyssum Benthami, over het terras, over het stapelmuurtje, langs het pad en na enkele weken is het alsof het overal opnieuw begint te leven: overal bloeit het in wilde overdaad. En hoe verder de zomer gaat, des te uitbundiger bloeien de éénjarige bloemen: ze kunnen niet meer ophouden en ze vullen de hele tuin met haar warme, rijke kleurenspel.

MIEN RUYS
De Telegraaf van 1 september 1940