Iedereen wil een jasmijn in zijn tuin hebben

Iedereen wil in zijn tuin een jasmijn hebben, een grote struik, die in de zomermaanden de hele tuin vervult met zijn doordringende zoete geur. Zou er wel één heester zijn, die zo zeer leeft in de fantasie van de mensen en waar zoveel herinneringen aan zijn verbonden?

Overal staan ze dan ook, in parken en tuinen. In grote tuinen is het eenvoudig genoeg, daar planten we een paar flinke struiken in een groep bijeen, maar in de kleine stadstuin is voor zo’n hoogopgroeiende plant niet altijd plaats en ook, al zou er wel voldoende ruimte zijn, dan nog is de gewone jasmijn niet altijd aan te raden, omdat deze fors en breed uitgroeiende heester kaal van onderen wordt zodra ze niet rondom vrij staat.

Maar we vergeten soms, dat er nog andere soorten zijn, soorten, die klein blijven, fijn blad hebben en ook door hun groei juist heel aardig zijn en weinig ruimte innemen. Het zijn de Lemoinei-soorten, waarin ook nog weer een groot aantal verschillende variëteiten bestaat. De gewone Philadelphus Lemoinei is evenals de hoge Jasmijn welriekend. Het is een bezwaar van enkele nieuwe soorten, dat de geur zwak is geworden, ook al is de bloem dan zwaarder en opvallender, want de eerste beweging, die we altijd maken als we een jasmijnstruik in bloei zien staan, is onze neus er diep in te steken. We ruiken met gesloten ogen en dan realiseren we ons ook, dat hier de bloem eigenlijk maar bijkomstig is, dat de jasmijn in onze tuinen bloeit allereerst om de geur

Een plant staat in de tuin gewoonlijk niet geheel alleen, op zich zelf, maar is een onderdeel van een beplanting, die een eenheid moet vormen. Het is dus voor elke struik belangrijk andere heesters te vinden, die er bij passen, die er goed naast staan want we mogen nooit en nooit vergeten dat een grote verscheidenheid van soorten naast elkaar gezet nog geen beplanting vormt. Alleen als we met zorg de groepering bijeen kiezen is een zekere eenheid, een zekere stijl mogelijk.

Het ligt voor de hand, dat we van hoog en breedwordende heesters niet meer dan één exemplaar plaatsen; kleinblijvende soorten komen echter alleen maar tot hun recht in een groep of strook bijeen geplant. Willen we een forse struik voor maskering dan nemen we de hoogwordende Philadelphus coronarius of de prachtige middelhoge Philadelphus Lemoinei Virginal. Hier naast zou een fijnbladerige heester niet uit komen, deze zou verdrongen worden en er nooit bij aansluiten. Een sering of gouden regen, een hoge Spirea of Deutzia is daarentegen heel geschikt, ook al moeten we dan oppassen niet teveel van deze zware groeiers bijeen te zetten omdat het grove blad 's zomers wat saai en eentonig kon zijn. Dan vinden we de nodige afwisseling door met een enkele Prunus of Malus of een breed-uitgroeiende meidoorn de rand te onderbreken.

Hebben we een lijsterbes of gouden regen, die wat kaal is geworden van onderen, dan kunnen we 3 laagblijvende jasmijnstruiken rondom de stam planten en zo de open plek weer vullen: jasmijn verdraagt eenige schaduw en is dus heel goed bruikbaar als onderbeplanting van lichte boompjes. Maar is er maar heel weinig ruimte, is ons tuintje heel klein, dan zetten we alleenstaand, aan het eind van het pad één laagblijvende plant.

De vorm is mooi regelmatig en rond en weken lang zit de struik vol kleine bloempjes, zo licht en ijl als een zwerm crème vlindertjes, die er even op zijn neergestreken en als het heeft geregend is het hele tuintje vervult van de zoete geur.

MIEN RUYS
De Telegraaf van zondag 8 december 1940