Het contrast tussen de nog dorre wereld rondom en deze schreeuwende kleurenvlakken is ook zo merkwaardig, dat het altijd opnieuw duizenden bezoekers lokt.
Maar als we tussen de bollenvelden doortrekken verwonderen we er ons over, dat in onze tuinen niet veel meer bloembollen bloeien, want hoe grappig al die rechte bedden ook zijn, toch komen de bloemen in de tuin veel beter tot hun recht. Terwijl op de velden alleen de kleur spreekt, komt in de tuin juist de vorm goed uit. Het karakter van de verschillende bloembollen is erg uiteenloopend; er zijn krachtige stijf-rechtop groeiende planten als hyacinten, die ‘t beste staan in rechte, geometrische vakken, in bloembakken of strakke bedjes: crocussen planten we daarentegen in losse groepen in het grasveld. Om de vorm zo natuurlijk mogelijk te krijgen nemen we in 't najaar handen vol bollen en gooien ze uit over het gras. Vlak bij vallen er veel neer, dicht opeen en verderop maken ze lange uitlopers, terwijl er hier en daar nog eentje een heel eind wegrolt. De verschillende kleuren blijven gescheiden waar de bollen dicht opeen staan, maar vermengen zich verder op. Op deze manier kunnen we gemakkelijk, zonder veel zoeken naar mooie vormen, de beste groepering bereiken.
Narcissen behoren ook in elke tuin te bloeien. De vroege, gele trompetnarcis steekt krachtig af tegen een donkere heestergroep. Hoe beschutter en zonniger ze staan, des te eerder komen ze tot bloei. We planten ze dicht opeen om kleureffect te krijgen. Maar als we een grasveldje hebben, dat mag verwilderen, planten we de narcissen op dezelfde wijze als de crocussen, luchtig en in grillige vormen en nemen we bollen van verschillende bloeitijd dooreen. Onder een berkengroen of overal verspreid als onderbeplanting in een bos staan ze aardig.
In de tuin staan vaak heestergroepen, die van onderen wat kaal zijn geworden; het is veel mooier de bodem te bedekken en 't is ook beter voor de planten. Narcissen en blauwe druifjes zijn hier geschikt voor en ook de fijne Corydalis bulbosa. Het enige bezwaar van deze wijze van beplanting is, dat de periode na de bloei de planten lelijk zijn. Het blad wordt geel en sterft af en als we het nu afsnijden, heeft de bol te veel te lijden. Dit minder mooie tijdperk zullen we gelaten moeten dragen en het hindert ook niet: we zoeken in de tuin toch het groeien en bloeien van elke plant, er ligt juist zo’n bekoring in het natuurlijke hiervan en daarom moet een tuin ook niet te angstvallig netjes worden gehouden. Het is de kunst op dit gebied de middenweg te bewaren.
Tulpen planten we bij voorkeur in groepen in de borders tussen de vaste planten, want in 't voorjaar toont de border nog niets anders dan alle tinten van groen van de uitlopende vaste planten en een beetje meer kleur zou hier heel welkom zijn. Tegen grijze Lavendel of Santolina, tegen de donkere Rozemarijn zijn alle tinten mooi. We beginnen met vroege tulpen in geel, oranje en rood. De late soorten bloeien al tegelijk met de eerste vaste planten, met Lupinen, Papavers en Irissen. Hierbij moeten we dus rekening houden met de kleur van de borderplanten om niet plotseling geheel verkeerde tinten naast elkaar te krijgen. Het vraagt een beetje zorg, een beetje nadenken, maar het opstellen van een goed kleurenschema is altijd de moeite waard.
Niet alleen in borders, ook vóór heesterranden zijn bolbloemen mooi. Ik heb in mijn tuin een groep Cotoneaster Dielsiana naast Rosa Moyesi. Een eindje verder weg is een hele strook Berberis Thunbergii, terwijl de bodem bij grote plekken bedekt is met het blauwe Longkruid. Onder de overhangende takken van de roos staat een heel eenvoudig vogelbad; 's zomers buigen zich er oranje Tijgerlelies overheen en een paar vuurrode bloemen van Oostindische Kers staan er vóór. Maar in 't voorjaar bloeit er een rijtje gele tulpen vlak tegenaan. Als grote schalen openen zich de bloemen in de zon en werpen hun schaduw op het blinkende stille water.
MIEN RUYS
De Telegraaf van zondag 16 april 1939