Hoeveel temeer werkt niet een verandering in het vlak waarop je loopt. Een tuin is niet bedoeld om er klakkeloos doorheen te rennen maar om met aandacht om je heen te kijken en daartoe word je gedwongen bij niveauverschillen, hoe gering ook. Om niet te struikelen moet het punt waar een trede of helling is aangebracht goed zichtbaar zijn. Dit kan door verschil in verhardingsmateriaal of door hetzelfde materiaal in een andere richting te leggen.
Ook door de vorm van de aanleg kan een wijziging in het grondvlak al op een afstand merkbaar worden gemaakt door een muurtje dat plotseling eindigt of door twee potten met eenjarigen neer te zetten, één op het hoge, één op het lage niveau. Het gebaar dat je voet plotseling moet maken om een afstap van 15 cm te overbruggen is verrassend. Het is alsof je in een andere wereld stapt. Ga je die ene tree omlaag dan kom je in een nieuwe ruimte, veilig en verscholen. Keer je de zaak om, doe je een stap omhoog dan sta je op een uitkijkpost, boven de omgeving verheven.
Wanneer een plek in de tuin 15 cm wordt uitgegraven en de grond er achter wordt aangebracht is er al een hoogteverschil van 30 cm, dat je kunt vastleggen door een muurtje te metselen of door twee lagen bielsen te stapelen in een speelse of in een rechthoekige vorm. Hoe platter de omgeving,des te verrassender is elk klein niveau-verschil, zelfs al is het niet meer dan 8 a 10 cm.
In woonbuurten komen veel langgerekte smalle tuinen voor. Soms kan dan een ruimtelijk effect worden bereikt, dooreen onderverdeling in stroken met kleine verschillen in het grondniveau. Bijna elk huis ligt - mede met het oog op een goede afwatering - iets hoger dan zijn omgeving. Door op bepaalde afstanden een trede te leggen over de hele breedte van de tuin lijkt deze opeens breder. Belangrijk is dan de plaats waar zo’n wandje of tree komt.
Je kunt er een gedeelte van de tuin een apart karakter mee geven maar ook kan door herhaling van zo’n donkere lijn de dieptewerking worden geaccentueerd. We kunnen het effect nog versterken door aan het einde van het terrein de grond iets af te graven om die bij huis te gebruiken voor ophoging. Het zo ontstane hoogteverschil bepaalt het aantal niveaus dat we maken: niveaus van telkens 30 cm - dus twee treden - of slechts één trede van hoogstens 15 cm. Daarnaast gaat het om hun onderlinge afstand. Al naar gelang de opzet van de aanleg zullen de afstanden tussen de banen gelijk zijn of we leggen er enkele dichtbij elkaar met één een eind verderop.
Voor dit doel zijn gebruikte spoorbiels uitstekend. Ze hebben een groot draagvlak op weke grond en daardoor is een fundament niet nodig. Hoogstens komt er één exemplaar onder de grond waarop de andere met enkele draadnagels wordt bevestigd. Biels vormt prachtig materiaal mits het functioneel wordt toegepast en niet te pas en te onpas! Even goed, alleen wat kostbaarder, zijn verduurzaamde gezaagde balken, die je kunt beitsen in de kleur van ander in de omgeving toegepast hout van een schuurtje, pergola of anderszins.
Soms behoeven we niet kunstmatig een verandering in het loopvlak aan te brengen omdat er al een duidelijke helling in het terrein aanwezig is. Dan is het de kunst zo’n gegeven uit te buiten. Hoe, dat hangt af van de vorm van de tuin, van de omgeving en van de wensen ten opzichte van de toekomstige beplanting. In plaats van keerwandjes is ook een glooiing denkbaar, versterkt door verderop de grond wat uit te graven zodat er een moerasje ontstaat. Ook hier doen zich verrassende mogelijkheden voor. Een wandje - gemetseld of van hout - kan een vijver in tweeën verdelen. Op het hogere deel komen dan langs de rand enkele water- en moerasplanten en direct ertegen aansluitend op het lagere niveau dus, een tweede vijver met veel moerasplanten. Het is zelfs denkbaar over de afscheiding heen een watervalletje te maken. Door middel van een pompje kan het water tussen de twee met elkaar verbonden vijvers circuleren. Op deze wijze schuift de in banen opgedeelde ruimte toch weer in elkaar.
In ons klimaat zijn paden gewoonlijk onmisbaar om in sommige jaargetijden niet te verzinken in modder of altijd met koude voeten te lopen door het natte gras.
Die paden nu verlangen treden; bovendien een middel waarmee de aanleg een eigen karakter kan krijgen. Door een pad te laten hellen, door wat vage treedjes in te lassen met perkoenpaaltjes, door onvakkundig gepruts kan een goed bedoelde opzet volledig worden bedorven. Juist hier, waar de twee niveau’s elkaar raken is het erg belangrijk dat goed materiaal wordt verwerkt tot een goede vorm. Zo’n vorm kan nog worden beïnvloed door een overkapping aan te brengen boven je hoofd, een pergola, een berceau, een begroeide poort.
Als het hoogteverschil belangrijk meer is dan die 10 a 15 cm zullen meerdere treden nodig zijn. Dan is het belangrijk dat alle op- en afstappen dezelfde hoogte krijgen. In de tuin gelden andere maatstaven als in huis; 15 cm is buiten als regel het maximum waarbij de aantree wat smaller mag zijn dan 36 a 40 cm. Is de hoogte geringer dan wordt de aantree langer om prettig te kunnen lopen. Bij een belangrijk groter hoogte-verschil is het aan te raden na een paar treden een onderbreking aan te brengen, een soort plateautje en van daar de richting te veranderen, een hele puzzel.
Wie jong is kan zich moeilijk voorstellen wat het betekent slecht ter been te zijn. Toch moet ieder die treden in de tuin maakt een oplossing vinden voor gehandicapten. Een onopvallend aangebrachte leuning kan voldoende zijn, een klein steuntje maar. Vaak zal een helling noodzakelijk zijn voor een rolstoel. Het is best mogelijk zo’n helling bijna onmerkbaar naast de trede te leggen.
Een tuin kan verlevendigd worden op vele manieren en het werken met hoogteverschillen is er slechts één van. We zouden dwazen zijn als we die manier niet toepassen!