Dit is een belangrijk principe, dat we volgen moeten zoover dit mogelijk is. Bij veel soorten is de herkomst en hieruit volgende gewenschte standplaats zoo algemeen bekend, dat het geen moeilijkheden oplevert. Langzamerhand echter worden onze tuinen gevuld met planten die komen uit alle oorden van de wereld; uit de tropen, uit Siberië, uit de Kaukasus, uit China en Japan en hoog van de alpen, overal vandaan vinden ze haar weg naar onze tuinen. Bij bet zoeken van een juiste plek hiervoor kunnen we bij allen dus moeilijk rekening houden met de plaats van herkomst. Daarbij komt dat veel planten een merkwaardig aanpassingsvermogen hebben en met de vereischte hoeveelheid droogte of vocht, zon of schaduw, al meer dan tevreden zijn. Bij het groepeeren van deze planten wordt dus veel overgelaten aan onze fantasie en gevoel voor combineeren. En wat de principes verder betreft zijn ze heel goed, maar is 't nog beter er plotseling mee te kunnen breken.
Rotsplanten worden uit de aard der zaak meestal gebruikt voor rotsparken, maar niet iedere tuin leent zich hiervoor. Toch geven alpenplanten zooveel nieuwe mogelijkheden, dat we ze niet willen missen. Aangezien een rotspartij in een hollandsch tuintje zelden de illusie van alpen in ons opwekt, waarom zouden we dan die kunstmatige alpen maar niet heelemaal achterwege laten en de planten zoomaar in de vruchtbare aarde van onze lage landen zetten? Ze groeien er in vele gevallen ook zonder een steenachtige omgeving en op deze manier zijn er aardige effecten te bereiken.
In de eerste plaats is een rustige, liefst groenblijvende achtergrond gewenscht, die tegelijkertijd voor beschutting dient. Coniferen en fijne groen blijvende heestertjes als Tsuga, Chamaecyparis Fletcheri, Taxus brevifolia en T. pendula, Viburnum Burkwoodii en Andromeda floribunda kunnen worden afgewisseld met Daphnes, Vihurnum Davidii en allerlei lage Berberissen en Cotoneasters. Ook Tamarix, brem en lavendel, afgewisseld door de fijnere bottelrozen komen hier goed tot haar recht.
Meer op de voorgrond komt Rosmnrinus officinalis met allerlei variëteiten winter- en zomerbloeiende hei. Laagblijvende conifeertjes als Thuja filiformis, Thuja Little Gem, Chamaecyparis Forsteckiana en dergelijke, springen naar voren en hier half onder verscholen en er voor kunnen rotsplanten staan in bonte afwisseling. Sedums en Sempervivums groeien dooreen tusschen de heisoorten. Blauwe Campanula portenschlagiana en helgele Lysimachia nummularia kruipen laag over de grond en zoo wild dooreen, dat ze niet meer uit elkaar te halen zijn.
Onder de ver vooroverhangende takken van een grijs-groene Tsuga staat half verscholen een heele groep zilverwitte edelweiss en iets verderop een groote pol hemelsblauwe gentianen.
Dit is niet de eenige manier om rotsplanten te gebruiken; ook op de voorgrond van een border kunnen ze in ieder opzicht voldoen. Borders die langs een grintpad liggen of aan een groot gazon waar men van ver op ziet, moeten geplant worden in groote groepen met krachtige kleuren die op een afstand spreken. Alleen in borders waar men dicht langs loopt, die grenzen aan een tegel- of flagstonepad, planten we rotsplanten op de voorgrond.
Eenmaal zoekend naar combinaties op dit gebied blijkt er een ongekende charme te liggen in deze verfijnde detailleering. Het is vanzelfsprekend, dat de kleurenopeenvolging gebonden is aan de verdere groepeering van de border en hiermee een geheel moet vormen. Langs de border leggen we een pad van onregelmatige flagstones of van ruwe, grijze, rechthoekige tegels. De laatste hebben het voordeel, dat alle kleuren er goed tegen uitkomen, terwijl sommige tinten roze of karmijn, evenals vuurrood tegen het paars-bruin der flagstones vloeken.
Een rechte border is bijna altijd mooier dan een gebogen. Bij het zoeken naar een natuurlijke vorm wordt meermalen getracht de oplossing te vinden in een ongedwongen, golvende lijn. Omdat het gras steeds geknipt moet worden langs de randen, is de overgang tusschen border en gras altijd zichtbaar en inplaats van een ongedwongen, natuurlijke vorm maakt deze onregelmatige begrenzing een onnatuurlijke indruk. Daarom verdient tenslotte een rechte border met een recht tegelpad bijna altijd de voorkeur. Nu zouden al deze rechte lijnen weer een ander uiterste kunnen worden en om dit te voorkomen, planten we losse groepjes, grenzend aan het pad, aan de andere kant overgaand in het gras. Bij deze strooken zorgen we, dat gras en planten in elkaar overgaan zonder nette afgestoken kanten, die het natuurlijke effect weer geheel zouden bederven. Het pad loopt dus als ’t ware door een bloemenlaantje, hier en daar onderbroken door het gazon, dat tot aan de tegels doorloopt. Aan deze overzijde van de border houden we voornamelijk de fijnere rotsplanten. Vroeg in ‘t voorjaar maken we een opeenvolging van lichtblauwe Veronica, iets helderder Houstonia en hemelblauwe Lithospemum. Deze linten van blauw onderbreken we door matgele, kruipende Hypericum, citroengele en diepgele Alyssum, opgevolgd door grijze Stachys met oranje Geum Borisii.
Al deze fijne plantjes verlangen hier en daar een krachtig accent, dat we aanbrengen met Iris germanica, Iris laevigata en Iris chrysographys. Ook in de zomer moet hier en daar iets bloeien als Campanula carpatica in blauw en wit en zonneroosjes. Deze randjes vormen een overgang van border naar gras en moeten dus van beide iets in zich hebben. Te bont mogen ze niet zijn, daar de aandacht in hoofdzaak op de border moet vallen: enkele matte kleuren, die ook in de border voorkomen, worden herhaald en hier en daar laten we de ijle pluimen van enkele grassoorten er bovenuit steken. Er zijn de zilverwitte en goudbonte Alopecurus en de prachtige grijs-blauwe Elymus glaucus. Deze grassoorten vormen de overgang naar het gazon en tevens de krachtige onderbreking van de lage rotsplanten en samen geven ze een natuurlijke, rustige begroeiing langs het tegelpad.
Liggen er paars-roode flagstones langs de border, dan zoeken we een kleur van dezelfde tint; de fijne, langbloeiende Sedum album murale staat er aardig tegen, evenals de kruipende Acaena inermis. Grappig is het om in deze varenachtige Acaena groote rozetten te planten van Sempervivum braunii, die precies dezelfde kleur hebben. Een groep Bergenia purpurascens, waarvan altijd eenige bladen roestrood verkleuren, wordt voornamelijk om dit blad gebruikt. Deze kleine „Spielerei" heeft een ongekende bekoring waarbij de groote lijn en een krachtig kleureffect van ’t geheel niet uit het oog verloren behoeven te worden, terwijl bij niemand de gedachte zal opkomen, dat deze planten slechts hoog in de alpen of tusschen sirenen lot haar recht kunnen komen.