Verwilderingstuin (1924)

De Verwilderingstuin uit 1924 is de oudste tuin en ontstaan uit het eerste experiment van Mien Ruys met zowel beplanting als architectuur. De tuin bestaat uit planten voor schaduwrijke omstandigheden gecombineerd met strakke, geometrische vormen. De Verwilderingstuin behoort sinds 2004 tot één van de drie rijksmonumenten van de Tuinen Mien Ruys.

Vormgeving en beplanting

Op de plek van de fruittuin achter haar ouderlijk huis zette Mien Ruys haar ‘eerste schreden op het pad van tuinarchitectuur’.  Een aantal appel- en perenbomen bleef staan en de rest werd weggehaald. Als contrast met de losse, weelderige beplanting die zij voor ogen had, gebruikte ze een eenvoudige en duidelijke vorm. Het werd een vierkante vijver die op het kruispunt ligt van twee verbindingslijnen; een pad van het huis naar de achterliggende kwekerij en loodrecht hierop een pad naar een bankje. Het pad en de vijver werden gemaakt met uitgewassen betontegels van 40 bij 60 centimeter. Zij beplantte de tuin met schaduwminnende soorten zoals primula’s, akeleien, campanula’s en gebroken hartjes. Al snel bleek dat niet alleen de lichtval bepalend is voor het welzijn van de planten, maar ook de grondsoort. De gekozen planten bleken vooral kalkminnende soorten en waren op de zure Dedemsvaartse grond binnen een jaar verdwenen. Het experiment was in die zin geslaagd dat Mien Ruys hier één van de belangrijkste lessen uit leerde, zoals zij dat zelf verwoordde: ‘Ik realiseerde me dat ik voor een belangrijke keuze stond; wat te doen de rest van mijn leven. Pas ik de grond aan aan de planten die ik wil of kies ik de planten die horen bij de grond die aanwezig is. En natuurlijk koos ik voor het laatste!’ Andere soorten werden gezocht die meer geschikt waren voor de grondsoort en pasten in het beeld van de ‘wilde beplanting’ die zij voor ogen had, zoals Hosta, Kirengeshoma, Smilacina en Rodgersia. Deze sloegen goed aan. Het belangrijkste was nu om in deze verwildering enige lijn aan te brengen in hoogte en bladvorm. Er was geen plaats voor onkruid, dus ook wieden was overbodig. En door het vallende blad van de bomen was er voldoende humus, zodat ook bemesten niet nodig was. Mien Ruys noemde dit een ‘in de hand gehouden verwildering’.

Het principe van losse, weelderige beplanting met de strakke geometrische vormgeving is de basis van dit ontwerp. Later werd dit het handelsmerk van Mien Ruys wat in al haar plannen terug te vinden is.

Geschiedenis

De vormgeving van de Verwilderingstuin is nooit aangepast. In de jaren zestig werd een aantal oude appelbomen en eiken geveld door een storm. De grond moest worden bewerkt en de tuin werd opnieuw ingeplant. Door het wegvallen van de bomen veranderde ook de omstandigheden van licht en vocht. De balans was verstoord en onkruid zoals zevenblad greep zijn kans. Na enige tijd en veel werk werd het evenwicht hersteld.