Al gauw komen de kinderen er op af en kun je dan de buurkinderen weren? Het wordt een gelach en geschreeuw en een lawaai van je welste. Het chloorwater spat naar alle kanten. Bezwaar één is dus: het lawaai.
Als je water in de tuin wenst en je legt een vijver aan dan zoek je allereerst naar een natuurlijke overgang tussen die vijver en zijn omgeving en je laat de beplanting liefst doorlopen tot aan de waterkant, zo een natuurlijk element in de tuin brengend.
Een zwemvijver werkt tegengesteld. Vaak wordt hij om technische redenen iets verhoogd gelegd zodat een sterke scheiding ontstaat tussen het water en de overige tuin. Verzachting langs de kant door beplanting kan niet omdat planten nu eenmaal niet van chloor houden. Bezwaar twee dus: een onnatuurlijk element in een natuurlijke omgeving.
Wil een zwemvijver ook maar enigszins voldoen aan de noodzaak er in te kunnen zwemmen dan is een flinke lengte gewenst. In een gewone maat tuin neemt hij dan al gauw een grote oppervlakte in beslag. Ook de vorm stelt eisen. Je zwemt niet bij voorkeur in een cirkel en aanpassen aan de vorm van de tuin zal moeilijk zijn. Het omgekeerde is dan het geval. De hele tuin zal moeten worden aangepast aan de zwemvijver. Bezwaar drie dus: beslag op de ruimte.
In de tuin hebben paden meestal een ondergeschikte functie; ze vormen de verbinding tussen verschillende gedeelten en ze worden wat weggewerkt. Ook het materiaal van de verhardingen is dan aangepast aan het karakter van de tuin. Bij een zwemvijver liggen de eisen anders. Je moet rondom kunnen rennen op blote voeten. Hard materiaal dat pijnlijk is mag dus evenmin als hout of steen dat glad wordt als het nat is. Bezwaar vier: de naaste omgeving van een zwemvijver is zelden fraai.
Een tuin zonder boom is géén tuin. Die link met de hemel is onmisbaar. Ook struiken of hagen omlijsten een terrein maar bomen laten hun bladeren vallen en de wind blaast ze door de hele tuin. Struiken of hagen worden vaak gebruikt als camouflage maar als je ze toepast dicht bij een zwemvijver waait ook hun blad naar alle kanten. Gemaaid gras blijft ook niet precies op de gewenste plek liggen. Uiteindelijk zou dus al dat afval in de zwemvijver terecht komen. Het gevolg? Alle groen wordt zoveel mogelijk vermeden in de naaste omgeving. Bezwaar vijf: een boom- en groenloze tuin.
Wat dan wel?
Wie echt wil kunnen zwemmen in de eigen tuin moet zich de gevolgen goed realiseren. Of de tuin wordt geheel ondergeschikt gemaakt aan het zwemmen met alle bezwaren van dien of de bezwaren worden voorkomen.
Punt één: Leg de vijver zover mogelijk van huis zodat de onrust en het lawaai niet doordringen tot huis en terras.
Punt twee: Om te voorkomen dat die grote bak als een vreemd element in de tuin ligt is het gewenst hem af te schermen. Dit kan het beste door een palissade of schutting. Een heg zou misschien mooier zijn, maar die heeft weer het bezwaar van vallend blad.
Punt drie: Aan de maat van een zwemvijver valt nauwelijks te tornen. Ook een betrekkelijk kleine zal meestal in de beslotenheid van een tuin te groot werken.
Punt vier: Als de naaste omgeving ook achter de omheining verscholen ligt werkt het allemaal minder storend. Er ontstaan twee gescheiden werelden.
Punt vijf: dus geen bomen, geen struiken, geen gras? Dat zou jammer zijn. Zoek iets dat weinig blad maakt en dat niet laat vallen. Wil je toch iets dat zich aftekent tegen de lucht dan komen met zorg gekozen coniferen in aanmerking.
Het is dus mogelijk een zwemvijver in de tulp aan te leggen waarbij alle bezwaren zijn weggewerkt of vermeden, maar simpel is het niet.